De zwerfkei
 
  Naast de luchtwachttoren valt nog meer moois te bewonderen. Er ligt namelijk een zwerfkei, die jarenlang in het IJsselmeer heeft gelegen.
 
 
  Op een vergadering van Stichting Recreatie Oudemirdum kwam aan de orde dat de dikke zwerfkei in zee bij de Hege Gerzen eigenlijk weg moest, omdat het in de zomer regelmatig voorkwam dat kinderen zich bezeerden aan de steen. De steen lag namelijk in het zwemgebied.
 
 
  Voordat de steen boven water werd gehaald werd er eerst een inspectie uitgevoerd, daarbij bleek de steen ongeveer 150 meter vanaf de kust te liggen. Ter plekke stond ongeveer 1,10 meter water. De bovenkant van de steen lag ca. 25 cm. onder de waterspiegel. Aan de bovenkant van de steen zat een inkeping van wel 3 cm. Met een prikstok is de inkeping afgetast, de stok verdween wel 40 à 50 cm. in de steen. Er bleek een breuk in te zitten.
 
 
  Na de berging is de steen gewogen. Het onderstuk woog 4.760 kg. en het bovenstuk bleek 4.480 kg. te wegen. In totaal dus 9.240 kg. Daarna is de steen op de sokkel geplaatst. 
 
 
 

Zwerfkeien in Gaasterland 006.jpg (88976 bytes)

  
 
  Wij waren nieuwsgierig naar de achtergrond van de steen. De heer J.G. Zandstra heeft er onderzoek naar gedaan. Hieronder staan zijn bevindingen:
 
Zichtbare eigenschappen:
 
  Uit het vooraanzicht van de steen, met het oog gericht op de toren, blijkt dat de opbouw inhomogeen is. Deze kant van de steen bestaat grofweg uit drie verschillende delen:
 
 
  * Bovenaan, van links naar rechts schuin naar beneden lopend, bevindt zich het omzettingsgesteente biotietgneis, het bevat 1à 2 cm. brede lichtrode grovere aders van het stollingsgesteente pegmatiet. Gneis met pegmatietaders wordt ook wel adergneis of arteriet genoemd. Het gaat hierbij om één van de vele vormen van omzettingsgesteente en ingesloten jonger stollingsgesteente, die in het mantel migmatiet verenigd zijn.
 
  * Het middendeel is middel- en gelijkkorrelige graniet met enkele brede banden van lichtrode grove pegmatiet. Deze banden zijn in het oorspronkelijke granietmassief ergens in Scandinavië als gevolg van tektoniek (gebergtevorming, gebergtedruk) gebroken en verschoven.
  * Het onderste deel is middel- en ongelijkkorrelige graniet, het ongelijkkorrelige karakter wordt veroorzaakt door langwerpige rechthoekige, aan de hoekpunten iets afgeronde, lichtrode kaliveldspaatkristallen. De tot 1,5 cm. lange individuen geven, bij zonlicht, schittering aan de steen.
 
  Samenstelling en herkomst
 
  Van het onderste deel, de ongelijkkorrelige graniet, werd de samenstelling (het volume) geschat: 
  Kaliveldspaat 35% (lichtrood)
  Kwarts 30% (bruin)
  Plagioklaas (veldspaat) 25% (wit)
  Biotiet (glimmer)  7% (zwart)
  Titaniet  1% (geelwit)
  Accessoria  1 %
 
  De Vorm van de mineralen (korrelbegrenzingen), de onderlinge verhoudingen ervan (percentages) en vooral ook de bruine tint van de kwartskorrels (goed te zien bij 5 maal vergroting) maken een herkomst uit de Zuidoost-Zweedse provincie Blekinge aannemelijk. Deze herkomst geldt uiteraard voor de hele steen, dus ook voor het bovenste migratietgedeelte (biotietgneis) en het middendeel (gelijkkorrelige graniet).
 
  Enkele details
 
  Dergelijke grote verschillen zijn in één en de zelfde steen in het zich vormende gesteentemassief in Blekinge ontstaan:
 

-

het bovenste deel vormt een "opgeslokt" brok ouder nevengesteente
  - het middenstuk is normaal, "nieuw" gestold vanuit het magna
  - voor het onderdeel geldt het zelfde als voor het middendeel
Het onderste deel is door een breukvlak abrupt van het middendeel gescheiden. Op deze scheidingsgrens is het onderste deel zichtbaar gekrast en gepolijst als gevolg van verschuiving van beide delen ten opzichte van elkaar. Zo'n geglad oppervlak wordt "spiegel" genoemd. In het middendeel van de steen bevindt zich een tweede breuk met spiegel, die een scherpe hoek met eerst genoemde maakt.

Beide breuken zijn reeds in Blekinge ontstaan, dus ver voordat het transport van het steenbrok door het landijs een aanvang zou nemen. Op de IJsselmeerbodem is de steen in tweeën gebroken.

Tenslotte wordt gewezen op drie insluitsels van vreemd gesteente (xenolieten). Het grootste is de biotietgneis boven in de steen. Een veel kleinere xenoliet van donker, brokkelig gesteente, bevindt zich in het onderste deel. Een derde, nog kleinere xenoliet onderin de steen is er uitgevallen, een ronde holte geeft de plek aan waar hij zich bevonden heeft.